Hoofdstuk 2 Data Manipulation

Redacteuren: Groep 2

Wat is belangrijk?

  • Paragraaf 2.1: Omdat we leren programmeren is het nuttig om te weten waar het programma draait (CPU) en waar het opgeslagen ligt (Main Memory). Bovendien heb je een aantal begrippen nodig om de andere paragrafen te kunnen begrijpen. Tip: In Java Concept, hoofdstuk 1 wordt er ook een deel van deze stof uitgelegd.
  • Paragraaf 2.2: Zorg dat je de verschillende indelingen voor de CPU architectuur en voor de machine-instructies weet. Ook is het handig goed je te realiseren hoe een machine de gecompileerde taal verwerkt, echter is het voor ons belangrijker dat je data goed in kunt voeren.
  • Paragraaf 2.3: Besteed bij het bestuderen van deze paragraaf vooral aandacht aan the machine cycle. Tip: Kijk goed naar figuur 2.8.
  • Paragraaf 2.4: Lees de paragraaf door en neem kennis van het begrip 'masking'. Een groot deel van de paragraaf is echter herhaling van logica of hoofdstuk 1 en is dan ook een minder belangrijk deel van dit hoofdstuk.
  • Paragraaf 2.5: Het is in deze paragraaf vooral belangrijk dat je weet hoe de communicatie tussen apparaten verloopt en wat de rol van een controller daarbij is. Ook moet je het memory-mapped I/O concept uit kunnen leggen.
  • Paragraaf 2.6: Van deze paragraaf is vooral het eerste deel belangrijk over de 'throughput' van een computer en hoe je deze kunt verbeteren.

Wat is onbelangrijk?

  • Paragraaf 2.4: Deze paragraaf is vooral herhaling van logica en hoofdstuk 1 en daardoor minder belangrijk in dit hoofdstuk. Zorg echter wel dat je kennis neemt van een aantal begrippen in deze paragraaf.

Tien beste tentamenvragen (inclusief antwoorden)

  1. Wat is het verschil tussen parallelle en seriële communicatie? Antwoord: Parallel: meerdere signalen worden tegelijkertijd over meerdere ‘lijnen/paden’ verstuurd, serieel: Informatie wordt met één signaal tegelijkertijd over één lijn verstuurd. (Carly Hill)
  2. Wat is de eenheid waarin doorvoersnelheid wordt uitgedrukt? Antwoord: bit per seconde (Gersom van Ginkel)
  3. Leg uit hoe DSL tegelijkertijd met reguliere telefoongesprekken op een lijn kan voorkomen. Antwoord: DSL gebruikt hoge (onhoorbare) frequenties, waardoor de lage frequenties beschikbaar blijven voor de telefoongesprekken. (Gersom van Ginkel)
  4. In machinetaal worden basale instructies aan een register doorgegeven. Voorbeelden hiervan zijn 'ADD', 'LOAD' en 'HALT'. Geef nog 2 voorbeelden hiervan. Antwoord:'STORE', 'MOVE', 'OR', 'ROTATE', 'JUMP', etc.(Rutger de Graaf)
  5. Bandbreedte wordt vaak als term gebruikt bij datacommunicatie, maar beschrijft eigenlijk twee verschillende eigenschappen van een datastroom. Welke twee? Antwoord:bandbreedte beschrijft zowel de doorvoersnelheid van data, als de capaciteit van een verbinding(capaciteit om veel data tegelijk te vervoeren).(Rutger de Graaf)
  6. Noem de 3 basis onderdelen waar een CPU uit opgebouwd is. Geef per onderdeel ook de functie aan. Antwoord: De arithmetic/logic unit (ALU), de Control unit (CU), en de register units. De ALU zorgt ervoor dat data kan worden aangepast en verwerkt. De CU regelt de coordinatie van alle activiteiten in een computer. de register units zijn er voor om tijdelijk informatie in de CPU op te slaan. (Ramon Contrucci)
  7. Hoe zijn het CPU en de main memory van een machine met elkaar verbonden? En hoe werkt dit?Antwoord: De main memory en de CPU zijn met elkaar verbonden via een bus (een verzameling van draden). Door deze bus leest het CPU data van de main memory door het adres van de betreffende geheugencel te voorzien van een elektrisch signaal dat het geheugen circuit vertelt dat het data moet opnemen uit de cel. Op dezelfde manier kan het CPU data in de main memory opslaan. (Dominique van der Vlist)
  8. Beschrijf een belangrijk verschil tussen RISC(reduced instruction set computer) en CISC(complex instructions set). Antwoord: Een RISC heeft slechts een basale verzameling mogelijk instructies, waardoor het uitvoeren van complexe taken ingewikkelder is, terwijl een CISC een uitgebreidere verzameling instructies heeft, waardoor complexe taken eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd, maar ook redundantie ontstaat (taken kunnen op meerdere manieren worden uitgevoerd). (Olav Trauschke)
  9. Noem 3 soorten machine-instructies. Antwoord: Data transfer, nieuwe bitpatronen maken met logische of rekenkundige bewerkingen, control (Susanne de Reus)
  10. Geef de definities van de 3 stappen uit The machine Cycle? Antwoord Stap 1 Fetch: Haal de volgende instructie uit het geheugen (zoals aangegeven door de programmateller) en verhoog de programmateller. Stap 2 Decode: Decodeer het bitpatroon in het instructieregister. Stap 3 Execute: Voer de actie die vereist is voor de instructie in de instructieregistrer. (Patrick Morais de Almeida)

Voorgestelde tentamenvragen (inclusief antwoorden)

Niet-redacteuren mogen hier tentamenvragen voorstellen.

  1. Welke machinetaal-instructie (van de taal in Appendix C van mijn boek) moet worden gegeven om de inhoud van register 7 te printen als B5 het adres is in de printerpoort van zaken die geprint worden? Antwoord: 37B5 (J. Glenn Brookshear) Opmerking: Dit is een slechte tentamenvraag, tenzij Appendix C bij de tentamenopgaven wordt gevoegd, en dat ben ik niet van plan. (Frans Voorbraak)
  2. Wat is het verschil tussen parallelle en seriële communicatie? Antwoord: Parallel: meerdere signalen worden tegelijkertijd over meerdere ‘lijnen/paden’ verstuurd, serieel: Informatie wordt met één signaal tegelijkertijd over één lijn verstuurd. (Carly Hill)
  3. Leg uit wat “throughput”(doorvoer) is. Wat gebeurd er met de “throughput” als er ook pipelining plaats vind? Antwoord: Throughput is de totale hoeveelheid werk die een machine kan verrichten binnen een bepaalde tijd. Pipelining kan de “throughput” verhogen. (Tijmen Henrich)
  4. “Een CPU moet worden ontworpen met een minimale set instructie” Valt deze opmerking in de categorie RISC of CISC? Antwoord: RISC(staat ook wel voor Reduced Instruction Set Computer).(Tijmen Henrich)
  5. Wat is de eenheid waarin doorvoersnelheid wordt uitgedrukt? Antwoord: bit per seconde (Gersom van Ginkel)
  6. Leg uit hoe DSL tegelijkertijd met reguliere telefoongesprekken op een lijn kan voorkomen. Antwoord: DSL gebruikt hoge (onhoorbare) frequenties, waardoor de lage frequenties beschikbaar blijven voor de telefoongesprekken. (Gersom van Ginkel)
  7. In machinetaal worden basale instructies aan een register doorgegeven. Voorbeelden hiervan zijn 'ADD', 'LOAD' en 'HALT'. Geef nog 2 voorbeelden hiervan. Antwoord:'STORE', 'MOVE', 'OR', 'ROTATE', 'JUMP', etc.(Rutger de Graaf)
  8. Bandbreedte wordt vaak als term gebruikt bij datacommunicatie, maar beschrijft eigenlijk twee verschillende eigenschappen van een datastroom. Welke twee? Antwoord:bandbreedte beschrijft zowel de doorvoersnelheid van data, als de capaciteit van een verbinding(capaciteit om veel data tegelijk te vervoeren).(Rutger de Graaf)
Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License